Het kan gebeuren dat bij het opstarten de zekering van de transformator springt, ook als de transformator onbelast is.
Een fout in de aansluitingen zou de oorzaak kunnen zijn, maar in het merendeel van de gevallen stellen we vast dat de oorzaak te vinden is in een te nipt gedimensioneerde automaat die reageert op de inschakelstroom van de transformator.
In onze technische fiches en op de aansluitschema’s vindt u een aanbeveling voor de beveiliging van de transformatoren. De primaire zekering is meestal een type D met een hogere stroom dan de nominale primaire stroom van de transformator. Bij de keuze van een transformator moet u steeds nagaan of deze aanbevolen zekering van de transformator mogelijk is in de elektrische installatie. Is dit niet het geval, kan u beter kiezen voor een inschakelstroomarme transformator.
De aanbevolen zekeringen zijn bepaald voor de worst-case omstandigheden, d.w.z. als de transformator met enkele meters kabel op een hoogspanningscabine is aangesloten. In de praktijk zou het kunnen dat een iets kleinere automaat ook geen problemen oplevert, maar dit is moeilijk te voorspellen. Bovendien gebeurt het dat door externe omstandigheden (aanpassingen in het distributienet) er na verloop van tijd toch problemen zullen optreden.
Voor transformatoren die een primaire stroom hebben lager dan 25A, hebben we inschakelstroombegrenzers. Deze toestellen zorgen voor een zachte opstart van de transformator en schakelen zichzelf na de opstart uit. Deze toestellen kunnen indien nodig bijgeplaatst worden al er problemen blijken te zijn met de inschakelstroom in een elektrische installatie.
|
Aanverwante onderwerpen: FAQ: Wat is een inschakelstroom? Heeft elke transformator dit fenomeen? White paper: Dimensionering van de lijnbeveiliging van een transformator |